|
||||||||
|
Sommige optredens blijven lang in je geheugen hangen, omdat ze op de ene of andere manier indruk maakten, bijzonder waren. Voor mij was dit o.a. een club-optreden van twee Britten, van Kevin Coyne (1944-2004) en zijn soul mate Brendan Croker, op zaterdag 7 november 2002, in de Spirit of 66 in Verviers. Kevin Coyne was al langer één van mijn favoriete muzikanten, omdat zijn 1973-hitje over de “girl of my dream / why don’t you let me come in…”, “Marlene” één van die songs is die je zelf nooit van de harde schijf, die waarschijnlijk ergens in je hersenen verborgen zit, kan wissen. Als we in de carrière van Coyne & Croker duiken en zoeken of ze ooit ergens samen voor een gemeenschappelijk album in een opname studio doken, dan belanden we, via Nürnberg en Leeds, in 2002 het jaar dat ze -ik denk de enige keer?- samen het album, met de bijzondere titel, ‘Life is Almost Wonderful’ opnamen… De bio van de man is op zijn minst “bijzonder”… Kevin Coyne was een méér dan creatieve bezige bij, muzikant/gitarist met een “anti-ster”-status en innovatieve “anti” gitaarspel, schrijver en schilder. Coyne studeerde grafiek en schilderkunst aan de Joseph Wright School of Art en daarna aan het Derby College of Art. Hij werkte aanvankelijk (tot 1968) als sociaal therapeut en psychiatrisch verpleegkundige in Lancashire en daarna als raadsman voor drugsverslaafden in London. Deze periode is een belangrijke inspiratiebron geweest voor zowel zijn vroege als latere songs. Van 1969 tot 1971 was Coyne de frontman van Siren. Nick Cudworth (piano, akoestische gitaar) en Dave Clague (bas en akoestische gitaar) waren de kernleden. Coyne's eerste soloalbum ‘Case History’ (1972), voornamelijk met alleen zijn eigen stem en gitaar, was krachtig en direct. Vanaf 1973 startte Coyne bij het beroemde Virgin Group label (Andy Summers -The Police, Zoot Money, Gary Lucas, "Wix" Wickens) acht zeer productieve jaren. Het tweede album dat in 1973 na ‘Tubular Bells’ van Mike Oldfield door Virgin uitgebracht werd, was Coyne’s ‘Marjorie Razor Blade’. De single "Marlene" (z/w "Everybody Says") was afkomstig van het album en werd uitgebracht in augustus 1973. Het was de eerste Virgin-single. Coyne bracht bij Virgin nog tien LP's uit. Vooral met ‘Millionairs and Teddy Bears’ (1979) en ‘Pointing the Finger’ (1981) vergaarde hij bekendheid. Coyne toerde door Canada, Australië, de V.S. en Europa. In het theater draaiden twee van zijn zelfgeschreven musicals. Van de theaterversie van ‘Babble – Songs for Lonely Lovers’ (1979), een album van Coyne en avant-garde zangeres Dagmar Krause dat de destructieve relatie tussen de twee geliefden suggereerde, werden twee voorstellingen in Stratford (Londen) geannuleerd na negatieve persberichten in The Sun en de Evening Standard. Er volgde hierna, a.g.v. een inzinking (door de hectiek en overmatig drankgebruik), een donkere periode. In 1985 verhuisde Coyne voorgoed naar Neurenberg waar hij (zonder drank) met de Duitse Paradise Band (aanvankelijk met Hans Pukke, Falk Steffen & Robert Steinhart) een nieuwe start maakte. Zijn carrière als schrijver, schilder en singer-songwriter bloeiden in deze periode van zijn leven. Coyne trouwde twee keer en had met zijn eerste vrouw Lesley twee zonen (Eugene, Robert) en uit een andere relatie in Duitsland, Nico. Eind jaren ‘90 trouwde hij met Helmi, nu zijn manager. Ze runden hun eigen label, 'Turpentine Records'. Met zijn tweede vrouw Helmi had hij geen kinderen. Kevin Coyne nam, tot hij stierf in 2004 op zijn 60ste, als singer-songwriter méér dan 50, grotendeels op de blues geïnspireerde albums op, stond méér dan 1500 keer op een podium en schilderde/tekende méér dan enkele duizenden werken. Karakteristiek voor zijn teksten waren zijn maatschappijkritiek, zijn “social-work benadering van pop”, Britse humor en zijn vaak uitgesproken punk chauvinisme. Het Duitse label, MIG-Music is altijd al een grote Kevin Coyne-fan geweest. Na ‘Shangri-la Live in Bremen 1975 & 2001’ -een album dat op 18/08/1975 en 26 jaar later in 2001 in Bremen live werd opgenomen met o.a. gitarist Andy Summers (The Police) en pianist Zoot Money (Animals, Eric Burdon, Mick Taylor, Humble Pie)- verschenen er dit najaar enkele heruitgaven van eerdere albums t.g.v. Coyne’s 80ste verjaardag. Sinds het midden van de jaren negentig heeft was Coyne betrokken bij tal van “bijzondere” projecten. Het album ‘Burning Head’ (1992) is er een van. Het verscheen in een gelimiteerde oplage van 1000 cd's. Coyne schilderde 1000 verschillende items op fijn papier voor het album. Elk exemplaar was genummerd en gesigneerd door Coyne en werd geleverd met één van de 1000 schilderijen. ‘Tough and Sweet’ (1993), eenandere “special” was een freewheeling-collectie van méér dan 20 door rock en blues beïnvloede nummers, inclusief de talenten van zijn muzikale zonen Robert en Eugene. En het gaat zo maar door.... . BURNING HEAD, ft. HANS PUKKE (1992) Kevin Coyne (zang, akoestische gitaar) nam ‘Burning Head’ op nadat hij in 1985 voor goed naar Duitsland verhuisd was met Hans Pukke (gitaar, keyboards). Zijn zoon Robert doet de gitaar solo’s op twee nummers. ‘Burning Head’ is een typische Coyne-album in zijn vertrouwde stijl, waarbij hij geen blad voor de mond neemt. Belangrijk is de inbreng van Hans Rüdiger Pukk (Pukke) als co-songwriter en producer van het album. Als muzikant zelf is zijn inbreng hier relatief klein. Hans Pukke was een bekende gitarist in Neurenberg. Hij speelde o.a. met Falk Steffen (drums), Robert Steinhart (bas) en (later) Henry Beck (keyboards) in Coyne’s eerste Paradise Band, waar hij naast gitarist ook “dé” songwriter was. De 14 songs op de tracks zijn gedeeltelijk geschreven door Coyne en meerdere samen met Pukke. Enkele (“Skinhead In Heaven”, “Redlight” en “Disappointed”) komen uit zijn boek met een verzameling van gedichten, “Paradise”. Coyne opent erg verward, voor de buitenwereld in wezen bijna gestoord, met de titel song waarop hij zich in zijn typische stijl begeleidt op akoestische gitaar. In het refrein roept hij: “I've got the burning head now, I've got the worms in the brain…”. Ook in nummers als “Sugar Daddy”, “Wrong Song” en “Hope the Devil Don't Come” neemt hij ons mee in zijn eigen denkwereld, die soms heel donker en voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen is. Kevin Coyne is een artiest van een heel bijzondere soort, een gekwelde ziel en een beschermheer van de underdog, die lijden in liedjes kon omzetten en weg kon komen met het leggen van pijn op de lijn. Dit maken songs als “It's Amazing”, “Hardhearted” en ”Totally Naked” duidelijk en hem als artiest zo bijzonder.
TOUGH AND SWEET (1993) Op ‘Tough and Sweet’ (1993) presenteert Kevin Coyne zichzelf in zijn beste en meest conventionele vorm. Zijn zang is minimaal, want er wordt meer gesproken dan gezongen. Zijn teksten zijn kritisch en raken geenszins de snaar van wie dan ook. Een jaar later deed Coyne (van april tot mei 1994) zijn "Tough & Sweet"-tour in Engeland, inclusief drie "Burning Head-tentoonstellingen". Ze brachten hem van Londen naar zijn geboorteplaats Derby, maar ook naar Manchester, Edinburgh, Leeds en Brighton. Het jaar begon goed en er zouden nog meer creatieve jaren volgen. Absoluut het luisteren waard! Eugene en Robert zijn zonen uit zijn eerste huwelijk, zijn te horen op ‘Tough and Sweet’ (1993) and ‘Sugar Candy Taxi’ (1999). De songwriting werd gedaan door Eugene, Robert en Kevin Coyne en Henry Beck. In de band speelden verder naast Eugene (bvs) en Robert (e + a gitaar, keyboards, drums, bas) ook Hans Pukke (e gitaar) en Henry Beck (keyboards, special effects, sampler, bvs, drums, bas), die ook de producer van het album was. De tracklist telde niet minder dan 21 songs, inclusief “Burning Head II” (met op slide gitaar, Hans Pukke), “Totally Naked II” en “It's Amazing II” (met op de keyboards, Hans Pukke). Midtempo nummers als “Little Miss Dynamite”, “Precious Love” en “Tell Me Tony” rocken vrij aardig. Maar de grote moot, nummers als “Elvis Is Dead”, “Getting Old” “Love and Money” en “The Creeper” zijn vrij donkere nummers en typeren Coyne opnieuw als de muzikant met de gekwelde ziel, die nooit echt rust vond. Ik citeer de laatste zinnen uit de afsluiter: “Crying, crying in the rain, doubled up with mental pain, since you've been gone nothing to do / But beg please, please, don't let the creeper come, don't let them come, don't let them come / He pleases, he teases…”. But -ook voor Kevin Coyne- the show must go on… “Kevin Coyne has always been a special singer, with a voice that was difficult to describe. As an underestimated songwriter, he continued to observe the society and put it into (its own intriguing) perspective…” (ESC, Rootstime.be) Eric Schuurmans
‘BURNING HEAD’ (1992, Rockport Records): tracklist: 01. Burning Head – 02. Sugar Daddy – 03. Emperor's New Clothes – 04. Beautiful City – 05. Skinhead In Heaven*– 06. Wrong Song - 07. Hope the Devil Don't Come - 08. It's Amazing – 09. Hardhearted – 10. Redlight*– 11. Allah Calling – 12. Totally Naked – 13. Hey, Supremo – 14. Disappointed* (*Coyne poems from “Paradise”) | Music/Lyrics: Coyne (3,5-7,9,10,12,14), w/Pukke (1,2,4,8,11,13) | Producer: Hans Pukke | Credits: Kevin Coyne: vocs, a guitar / Hans Pukke: guitar, keyboards / Robert Coyne: guitar solos (1,11) ‘TOUGH AND SWEET’ (1993, Golden Hind): tracklist: 01. Little Miss Dynamite – 02. Precious Love - 03. Burning Head II (slide guitar: Hans Pukke) – 04. Really In Love – 05. Pony Tail Song – 06. Elvis Is Dead – 07. Totally Naked II – 08. Walls Have Ears – 09. Baby Blue – 10. Talking Money – 11. Slow Burner – 12. All the Loving – 13. No Lullabies – 14. It's Amazing II (keyboards: Hans Pukke) – 15. Tell Me Tony – 16. Now's The Time – 17. Getting Old – 18. Some Day – 19. Love and Money – 20. Let's Get Romantic (vocs / monologue: Eugene Coyne) – 21. The Creeper | Music/Lyrics: E. Coyne (3,19), H. Beck (2,4,6,8,13), K. Coyne, R. Coyne (3,5,9,11,12,15,17,19,21) | Producer: Kevin Coyne & Henry Back| Credits: Kevin Coyne: vocs, a guitar / Eugene Coyne: vocs, monologue (20), b-vocs / Hans Pukke: slide guitar (3), keys (14) / Robert Coyne: e + a guitar, keys, drums, bass / Henry Beck: keys, special effects, sampler, b-vocs, drums, bass (2) Discography KEVIN COYNE: Legless in Manila (1984) & Knocking On Your Brain (1997), MIG-Music [11/2023] | Burning Head (1992) & Tough and Sweet (1993), MIG-Music [10/2023] | Shangri-La: Live in Bremen 1975 & 2001 (MIG-Music) [2023] | Live at Rockpalast (Cologne, 1979) [2019] | Voice of the Outsider: The Best Of [2013] | I Want My Crown: The Anthology 1973-1980 [2010] | On Air - Live at Radio Bremen (18 August 1975) [2008] | Underground [2006] | The Cherry Red Albums 1981-1982 (Pointing the Finger/Politicz [2005] | One Day in Chicago, w/Jon Langford & The Valley Cosmonauts [2005] | Donut City [2004] | Carnival [2002] | Life is almost wonderful, w/Brendan Croker [2002, CD/DVD: 2020] | Room full of Fools [2000] | Bittersweet Lovesongs [2000] | Sugar Candy Taxi [1999] | Live Rough and More [1997] | Knocking On Your Brain [1997] | The Adventures of Crazy Frank [1995] | The Club Rondo (recorded 1969/1971) [1995] | Let's Do It (recorded 1969/1970) [1994] | Rabbits (recorded 1969/70) [1994] | Elvira: Songs from the Archives 1979-83 [1994] | Sign of the Times [1994] | Tough and Sweet [1993] | Burning Head [1992] | Peel Sessions [1991] | Babble, w/Dagmar Krause [1991] | Wild Tiger Love* [1991] | Romance-Romance* [1990] | Everybody’s Naked* [1988] (*w/The Paradise Band) | Stumbling on to Paradise [1987] | Rough [1985] | Legless In Manila [1984] | Beautiful Extremes et Cetera [1983] | Politicz [1982] | Live in Berlin [1981] | Pointing the Finger [1981] | The Dandelion Years [1981] | Sanity Stomp [1980] | Bursting Bubbles [1980] | Millionaires and Teddy Bears [1979] | Babble - Songs for Lonely Lovers, w/Dagmar Krause [1979] | Dynamite Daze [1978] | Beautiful Extremes [1977] | In Living Black and White [1977] | Heartburn [1976] | Let's Have a Party [1976] | Matching Head and Feet [1975] | Blame lt On the Night [1974] | Marjory Razorblade [1973] | Case History [1972] | Strange Locomotion, w/Siren [1971] | Siren, w/Siren [1969] |
|